Knieprothese

1. Inleiding

Binnenkort moet u een besluit nemen, of misschien heeft u inmiddels deze beslissing al genomen, om zich aan uw versleten knie te laten opereren. Hierbij wordt Uw versleten kniegewricht vervangen door een kunstkniegewricht, een zg. knieprothese. U wilt immers de pijn kwijt, die Uw versleten kniegewricht u bezorgt.
Soorten prothesen:
voorbeelden van soorten prothesecomponenten


2. Hoe zit uw kniegewricht in elkaar?

Het kniegewricht wordt gevormd door drie botuiteinden. Dit zijn de onderkant van het dijbeen, de bovenkant van het scheenbeen en de knieschijf.Zowel het uiteinde van het dijbeen als zijn de bovenkant van het scheenbeen bedekt met een gladde laag kraakbeen. Ook de achterzijde van de knieschijf is hiermee bedekt. Dit kraakbeen is elastisch, kan schokken en stoten opvangen. Zolang dit oppervlak van goede kwaliteit is, kan dit gewricht tot op hoge leeftijd pijnloos functioneren. Tussen de botuiteinden van het dijbeen en het scheenbeen bevinden zich in elke knie een meniscus aan de binnen- en aan de buitenzijde. De meniscus functioneert als een lager, die de wrijving vermindert.(foto)
Bij sommigen echter, wordt de kraakbeenlaag zo slecht van kwaliteit, dat deze gaat afslijten. Deze slijtage wordt artrose genoemd. Meestal betreft het gewone slijtage op oudere leeftijd, maar soms ook op jongere leeftijd. Oorzaken van slijtage in de knie zijn ondermeer een ongeval, een botbreuk, overgewicht of een reumatische ontsteking. Ook als uw meniscus verwijderd is, verhoogt dit de kans op versnelde slijtage. (foto)

3. Wat houdt artrose (slijtage) in?

3.1 Gewrichtskraakbeen. (foto)
Tengevolge van slijtage wordt het gewrichtskraakbeen minder elastisch en droogt uit. Er komen scheurtjes in en het wordt onregelmatig. Hierdoor verliest het zijn gladheid.
3.2 Botwoekeringen.
Niet alleen het kraakbeen ondergaat veranderingen, maar ook het bot. Aan de randen van het gewrichtsoppervlak ontstaan botwoekeringen, zoals te zien is op onderstaande röntgenfoto. Hierdoor worden de fraaie gladde oppervlakten in het kniegewricht misvormd. Er ontstaat een ruw oppervlak met vaak een standsafwijking van het onderbeen. (X-of O-beenstand).
(foto 1) (foto 2)
3.3 Gewrichtskapsel.

Dit wordt dikker en stugger, waardoor het gewricht nog stijver wordt.
3.4 Kniespieren.
Doordat deze spieren niet meer normaal functioneren worden zij korter, waardoor de kracht en de omvang van deze spieren afnemen.

4. Klachten van een versleten kniegewricht.

4.1 Pijn.
Pijn is de belangrijkste klacht van slijtage in een kniegewricht. De pijn wordt meestal in de gehele knie gevoeld. Maar ook wel alleen aan de binnenzijde, de buitenzijde of achter de knieschijf. In het begin is er alleen pijn bij het opstaan na een periode van rust. Dit noemt men de "startpijn" (na een paar stappen wordt de pijn meestal minder). Bij toename van de slijtage kan de pijn ook in rust blijven bestaan. Men wordt dan ook ‘s nachts wakker van de pijn.
4.2 Stijfheid.
Deze wordt aanvankelijk vooral na de nachtrust gevoeld, de zogenaamde "ochtendstijfheid". Deze stijfheid in de knie neemt geleidelijk aan toe. De patiënt krijgt problemen met het aantrekken van kousen en schoenen. Kunstjes worden verzonnen om dit toch alleen te kunnen doen.
4.3 Standsafwijking.
Er kan zich een X-of O-beenstand ontwikkelen, afhankelijk van de plaats van de slijtage. De ernst van de slijtage wordt mede vastgesteld door röntgenfoto’s en zonodig met een kijkoperatie.
4.4 Moeite met lopen.
Bij het lopen wordt men aanvankelijk geplaagd door startpijn en ochtendstijfheid. Bij ernstige slijtage loopt de patiënt voortdurend mank met pijn. Op den duur zijn de klachten zo heftig, dat bij het lopen een stok of een kruk gebruikt moet worden. De X-of O-beenstand van de knie kan een instabiel gevoel geven.
4.5 Fietsen.
Fietsen gaat vaak veel beter dan lopen.

5. Voordelen van een operatie.

Als fysiotherapie, medicijnen, een brace of injecties niet meer afdoende zijn, is een operatie nog de enige oplossing. De pijn, die U voor de operatie had, zal vrijwel altijd verminderd of zelfs verdwenen zijn. Soms is het de eerste maanden nog enigszins gevoelig, maar na 1 jaar is meer dan 90 % van de patiënten tevreden. De stijfheid van de knie verbetert weliswaar ook, maar het gewricht wordt nooit meer zo soepel als het is geweest.

6. Wat houdt de operatie in?

Men kan opteren voor een halve of een volledige prothese. Men heeft echter tal van verschillende combinaties (behoud van kruisbanden, bedekken van de knieschijf, al dan niet met scharnier,...) welke deels op voorhand kan bepaald worden doch vaak enkel tijdens de operatie (modulariteit van de knieprothese).

Halve prothese

Naast de totale knieprothese bestaat er ook een ander type van knieprothese namelijk de unicondylaire knieprothese of halve knieprothese. Hier wordt alleen het aangetaste kraakbeen vervangen aan de binnenkant van de knie door een nieuwe beweegbare meniscus uit polyethyleen.
Deze heeft enkele belangrijke voordelen ten opzichte van een totale knieprothese, maar de indicaties zijn beperkt en er moet aan enkele voorwaarden voldaan zijn.zie verder

Totale prothese

De operatie wordt ook wel een "totale knieprothese-operatie" genoemd.(foto)
Bij deze operatie worden de versleten uiteinden van het dijbeen en scheenbeen vervangen door metalen prothesedelen.(foto)
Daartussen komt een plastic schijfje, dat de spanning tussen de prothesedelen in stand houdt en de wrijving vermindert.
Soms is er alleen de slijtage aan binnenzijde of buitenzijde van het gewricht. In die gevallen kan volstaan worden met een "halve knieprothese".

7. Voorbereidingen voor de operatie.

7.1 Poliklinisch onderzoek bij de anesthesist.
Nadat de orthopedisch chirurg samen met U tot een operatie heeft besloten is het van belang om een goed beeld te hebben van uw gezondheidstoestand. Daarom is het nodig dat iedere patient poliklinisch door de anesthesist gezien wordt, zonodig wordt dan bloedonderzoek verricht, een ECG gemaakt of nog een andere specialist (bijvoorbeeld internist, longarts of cardioloog) ingeschakeld. Tevens wordt u tijdens dit bezoek aan de anesthesist ingelicht over de verschillende vormen van anesthesie die in uw specifieke geval toegepast kunnen worden, en over de gang van zaken rond de operatie
7.2 Tandarts.
Het is sterk aan te bevelen uw gebit voor de operatie door de tandarts of mondhygiëniste te laten beoordelen. Het gebit dient ten tijde van de operatie schoon (gesaneerd) te zijn. Een ontsteking in het gebit kan via het bloed naar een gewricht met een prothese overslaan.
Als u na de operatie een tandheelkundige ingreep moet ondergaan is bescherming van uw knieprothese d.m.v. antibiotica aan te bevelen in de volgende situaties: indien u :
-suikerziekte heeft en daarvoor insuline moet spuiten,
-korter dan 2 jaar geleden aan de knie geopereerd bent,
-een niet goed functionerend afweer- (of immuun)systeem heeft, zoals bij ziekten als reuma en SLE of bij bepaald medicijngebruik (prednison),
-eerder een gewrichtsinfectie gehad heeft.

Als beschermend antibioticum kan dan het medicijn amoxycilline ingenomen worden, eenmalig 2 gram per tablet of drankje, ongeveer 1 uur voorafgaand aan de tandheelkundige behandeling.
Indien u allergisch bent voor amoxycilline valt de keuze op clindamycine (dalacin) tabletten; eenmalig 2 tabletten van 300 mg; eveneens ongeveer 1 uur voorafgaand aan de tandheelkundige behandeling.
Deze medicijnen zijn in Nederland alleen op recept van uw (tand)arts bij de apotheek verkrijgbaar. Antibiotische bescherming is niet nodig bij 'schone' operaties.
Bron: AAOS (American Academy of Orthopedic Surgeons) en ADA (American Dental Association) juni 2001.
7.3 Bloedverdunnende tabletten.
Indien u gewend bent bloedverdunnende tabletten te gebruiken, moet u dit aan uw specialist melden. Om ongewenste bloedingen tijdens en na uw operatie te voorkomen, zult u deze tabletten een aantal dagen voor uw operatie niet meer mogen innemen. Hoeveel dagen tevoren, hangt af van het soort bloedverdunner die u gebruikt. Dit bespreekt u op de polikliniek met uw orthopeed.
7.4 Krukken en Lopen.
Na de operatie zult u met krukken moeten lopen. Vóór de opname wordt u alvast naar uw eigen kinesist verwezen om dit te leren. U dient namelijk zelf zorg te dragen voor krukken ten tijde van de opname. Deze krukken laat u door uw eigen kinesist afstellen. Dit hoort u allemaal op de voorlichtingsbijeenkomst.
7.5 Nazorg.
Vóór de opname, wordt uw ontslag uit het ziekenhuis al met u besproken. Er wordt dan bekeken, of er nog extra hulp geregeld moeten worden. Dit kan zijn thuiszorg, een TOP-kamer of een tijdelijke opname in het verpleeghuis, waar dan een indicatieverklaring voor nodig is.
7.6 Voorlichtingsbijeenkomst.
Enkele weken voor de operatie wordt u uitgenodigd om de voorlichtingsbijeenkomst bij te wonen, waar u van alles hoort over de operatie en wat ermee samenhangt. U krijgt dan informatie van een orthopedisch chirurg, een kinesist en een verpleegkundige van de orthopedische afdeling over de komende gebeurtenissen.
7.7 Vragen.
Wij adviseren U nadrukkelijk om tijdens deze bijeenkomst uw vragen te stellen. Het is raadzaam om thuis alvast alle, ongetwijfeld bij u opgekomen vragen, op te schrijven. De ervaring heeft namelijk geleerd, dat op het moment dat u vragen kunt stellen, deze meestal weer bent vergeten!

8. De opname.

Op de dag van Uw opname wordt u naar de verpleegafdeling gebracht waar U door een verpleegkundige wordt ontvangen. Deze verpleegkundige heeft met u en uw familie een opnamegesprek.
Met name uw thuissituatie wordt besproken en u krijgt aanvullende informatie over het verloop van Uw opname.
De verantwoordelijk verpleegkundige is het aanspreekpunt voor u en uw familie. Met vragen kunt u altijd bij hem of haar terecht.
Het behandelteam bestaat uit de orthopaed, de verpleegkundige en de kinesist. Zij zorgen er samen voor, dat u zo goed en snel mogelijk herstelt en dat de opname zo kort mogelijk hoeft te duren.

9. De verdoving.

Deze operatie kan tegenwoordig ook op hogere leeftijd nog worden uitgevoerd. Een gedeeltelijke verdoving door middel van een ruggenprik heeft vaak de voorkeur. Hierbij is alleen het onderlichaam verdoofd. Deze manier van verdoven is een veilige methode. Eventueel kan er nog een licht slaapmiddel bij gegeven worden. Dan ziet of hoort u weinig tot niets van de operatiekamer en de operatie. De operatie kan meestal ook, als u dit wenst, onder volledige narcose worden uitgevoerd. Dit kunt u bespreken met de anaesthesist, met wie u voor de operatie nog een gesprek heeft.

10. De operatie.

De operatie zelf duurt meestal 60–90 minuten. U ligt op uw rug op de operatietafel en door diverse steunen wordt Uw knie in positie gehouden. Er wordt een strakke band om het bovenbeen aangelegd. Hierdoor zal er bijna geen bloed meer in het been aanwezig zijn. Het opereren kan dan veel overzichtelijker gebeuren.
De gebruikte operatieve wond gaat via verticale snede van ± 20 centimeter langs de binnenzijde van de knieschijf. De slechte oppervlakken van het dijbeen en scheenbeen worden met mallen op maat pas klaar gemaakt. De prothesendelen worden vervolgens met botcement respectievelijk in het dij-en scheenbeen vastgeplakt. Een plastic schijfje tussen deze metalen delen zorgt voor een soepele en stabiele beweging in het kniegewricht.
Tijdens en soms ook nog een paar dagen na de operatie krijgt U antibiotica om de kans op infecties te verkleinen. U heeft altijd een infuus waardoor vocht of bloed toegediend kan worden. Dit is nodig om het verlies tijdens de operatie aan te vullen. Bij de wond komt een slangetje door de huid naar buiten om wondvocht af te voeren, een zg. "drain". Direct na de operatie wordt u naar de uitslaapkamer gereden, waar gedurende de eerste uren intensieve bewaking plaatsvindt. Soms kunt u na de operatie misselijk worden, waarvoor medicijnen toegediend kunnen worden. Zodra u weer in een stabiele situatie verkeert, wordt u naar de verpleegafdeling teruggebracht.

11. Na de operatie.

11.1 Fysiotherapie.
Onder leiding van de kinesist bengelt U de 1e dag na de operatie met benen buiten bed.
In bed wordt Uw knie op een elektrische oefenbank vanzelf doorbewogen. Vanaf de 2e dag zet U de eerste stappen weer met een rekje of met twee elleboogs-krukken.
De eerste twee tot drie dagen zijn de vervelendste dagen, daarna gaat U snel vooruit. Indien nodig wordt U ook geleerd hoe U trappen moet lopen.
11.2 Ontstolling.
Tijdens Uw opname en nog gedurende 6 weken na de operatie krijgt U medicijnen om thrombose tegen te gaan. Bij thrombose ontstaat er een ongewenst stolsel in een bloedvat, meestal in de kuitader.

12. Wanneer mag u naar huis?

Tussen de 5e en 8e dag kunt u meestal naar huis. Dit natuurlijk alleen als de wond er goed uitziet en als u thuis (eventueel met hulp) voor uzelf kunt zorgen. Afhankelijk van uw persoonlijke woonsituatie zult U thuis nog enige tijd hulp nodig hebben.

13. Thuis.

Wanneer U eenmaal thuis bent, zult U ook Uw "nieuwe knie’’ moeten koesteren. In het begin zal het gebied rondom de wond nog warm en dik aanvoelen. Eventueel kunt U dan de knie koelen met ijs. Het kan raadzaam zijn een aantal hulpmiddelen aan te schaffen en tevens voorzorgsmaatregelen te nemen:
13.1 Een wc-potverhogerzorgt er voor, dat u niet te diep gaat zitten. Dan hoeft de knie niet te ver gebogen te worden.
13.2 Een kousenaantrekker geeft veel gemak omdat u minder hoeft te bukken. Dan hoeft de knie niet te ver gebogen te worden.
13.3 Een verlengde arm/klem ('helping hand') geeft meer armslag, zodanig, dat u niet extra voorover hoeft te reiken.
13.4 Een douchekrukje is handig om met minder gevaar voor uitglijden te douchen.
13.5 Handvatten in het toilet om zich op te kunnen trekken of te laten zakken.
13.6 Met instapschoenen kunt u rechtopstaande uw schoenen aantrekken met behulp van een lange schoenlepel.
13.7 Een hoge stoel zorgt er voor, dat u niet te diep gaat zitten. Dan hoeft U de knie niet te ver te buigen.
13.8 Een autostoel is meestal laag en gemaakt in de vorm van een kuip. Het is zinvol om een kussen in deze kuip te leggen om hoger te zitten. Dan hoeft u de knie niet te ver te buigen.
13.9 Een hoog bed zorgt er voor, dat u niet te diep gaat zitten. Dan hoeft de knie niet te ver gebogen te worden.
13.10 Drempels in huis zijn vaak hindernissen waar u gemakkelijk over kunt struikelen. Let daar dus op!
13.11 Losse vloerkleedjes zijn vaak hindernissen waarover u gemakkelijk kunt uitglijden. Haal ze dus weg!

14. Fysiotherapie thuis.

Na ontslag wordt de fysiotherapie thuis altijd voortgezet door de kinesist in uw woonplaats. Dit wordt door uw kinesist in het ziekenhuis geregeld. De kwaliteit van het lopen zal zo nog verder worden verbeterd. Er worden U oefeningen geleerd om de spierkracht, beweeglijkheid en bloedsomloop te verbeteren.

15. Leefregels voor de eerste 6 weken na de operatie.

15.1 Houding in bed.
Gebruik geen kussen onder de knie. De knie blijft dan zo recht mogelijk, wat het lopen gemakkelijker maakt.
15.2 Opstaan uit bed.
Eerst in bed een paar maal de knie buigen en strekken om de stijfheid te verminderen.
15.3 Staand draaien.
Bij het draaien in staande houding moet de voet goed opgetild worden.
15.4 Krukken.
De eerste vier weken na de operatie loopt u met 2 krukken. Daarne probeert u thuis met 1 kruk te lopen. Voor langere afstanden buiten gebruikt u zonodig 2 krukken. Tussen de 4e en 8e week vermindert u het gebruik de krukken steeds verder. Na ongeveer acht weken loopt u zonder krukken. Overleg bij twijfel met uw kinesist.
15.5 Fietsen.
U mag fietsen op een hometrainer als de hechtingen verwijderd zijn. Het fietsen kan alleen maar als de beweeglijkheid van de knie voldoende is. Als u zonder krukken kunt lopen en de knie voldoende kunt buigen, mag u ook buiten fietsen.
15.6 Instappen in een auto.
Ga eerst op de autostoel zitten met de benen buiten de auto. Vervolgens brengt U de benen één voor één in de auto.
15.7 Zelf autorijden.
Dit doet u pas na overleg met uw kinesist.

16. Complicaties.

Ondanks alle zorg, die aan de operatie wordt besteed, kunnen er soms toch complicaties optreden. Als u één van de onderstaande verschijnselen bemerkt moet u niet contact opnemen met uw huisarts maar wel met de behandelend chirurg of ziekenhuis.
16.1 Nabloeding.
In de eerste 2 weken na de operatie kan een lekkend bloedvat ervoor zorgen dat bloed zich ophoopt in de knie. Soms komt er bloed door de wond naar buiten . Het gewricht wordt rood, erg dik en pijnlijk.
16.2 Infectie.
Ontsteking van de operatiewond kan het gevolg zijn van irritatie door de bloeduitstorting die altijd optreedt. Men spreekt van infectie als de ontsteking veroorzaakt door bacteriëen. Als er een infectie bij de prothese optreedt, kan dit leiden tot loslating van de prothese. Men onderscheidt vroege- en late infecties.
Vroege infectie ontstaat kort na de operatie. Kenmerken hiervan zijn: plaatselijke roodheid, zwelling en pijn. De operatiewond kan (opnieuw) wondvocht of pus lekken. Meestal lukt het in dit stadium de infectie te genezen met antibiotica per infuus. Er dient zo spoedig mogelijk een dokter naar uw knie te kijken.
Late infectie komt soms pas na maanden of jaren voor het eerst aan het licht. Kenmerk hiervan is voornamelijk pijn in het kniegebied bij het in beweging komen en bij lopen.
Besmetting met bacterieën kan tijdens de operatie opgelopen worden, zonder bekende oorzaak. Dit is de reden dat elke patiënt tijdens de operatie antibiotica krijgt toegediend. Ook kan een infectie elders in het lichaam via de bloedbaan overslaan naar de prothese, waardoor dit gewricht ontstoken raakt.
Vroeg of laat: een infectie is een zeer ernstige complicatie. Het kan zelfs aanleiding zijn om de prothese te verwijderen zonder dat een nieuwe kan worden geplaatst. De infectie dient eerst volledig te zijn genezen, iets waarvoor vaak diverse operaties nodig zijn.
Voorkomen is beter dan genezen. Onder bepaalde omstandigheden, zoals bij tandheelkundige ingrepen, is bescherming van uw knieprothese belangrijk.
16.3 Koorts.
De eerste week na operatie is dit vaak het gevolg van de operatie zelf, bij aanhoudende temperatuursverhoging echter een teken van ontsteking.
16.4 Lekken van de wond.
Als uw wond spontaan (wond-)vocht gaat lekken na ontslag uit het ziekenhuis is dit een reden om contact op te nemen met de afdeling orthopedie.
16.5 Trombose.
Bij trombose ontstaat er een (ongewenst) stolsel in een bloedvat, meestal in de kuitader. Het onderbeen is hierbij pijnlijk, zwelt op en wordt licht rood en glanzend. Het is mogelijk dat trombose ontstaat ondanks antistollingsmedicijnen!
Bij verdenking op trombose kunt u contact met uw huisarts opnemen of met de verpleegafdeling orthopedie.
16.6 Ontwrichting van de knieschijf.
Ontwrichting of luxatie van de knieschijf is een zeldzame complicatie die gepaard gaat met pijn. Het been is niet meer te belasten. Uw knieschijf zal in het ziekenhuis recht gezet moeten worden. Hiervoor neemt u contact op met de huisarts.
16.6 Loslating van de prothese.
De levensduur van een knieprothese is niet onbeperkt. Van de prothese mag verwacht worden dat deze zo'n 15 jaar meegaat, als er zich geen complicaties voordoen. Het kan dan nodig zijn de prothese te vervangen. Een tweede operatie is altijd een grotere ingreep en het revalidatieproces duurt ook langer.
Als er zich een infectie voordoet, en dit uit zich soms pas jaren na operatie, kan dit ook een aanleiding zijn tot vervroegd verwijderen van de prothese. Zoals gemeld kunnen infecties elders -aan het gebit bijvoorbeeld- infectie van uw knieprothese veroorzaken. Het verdient daarom aanbeveling uit voorzorg antibiotica in te nemen als u een tandheelkundige ingreep moet ondergaan.
16.7 Zenuwbeschadiging.
Er is een kleine kans, dat ten gevolge van de operatie een zenuw bij de knie uitgerekt of beschadigd wordt. Er ontstaat dan een gedeeltelijk gevoelloze en of een verlamde voet. Meestal is deze zenuwuitval van tijdelijke aard. Zodra u een gevoelloze en of een verlamde voet bemerkt, meldt u dit aan uw orthopedisch chirurg.
16.9 Pijn rondom de knieschijf.
Soms spoort de knieschijf niet goed of de knieschijf blijft heel gevoelig. Het buigen en strekken is dan erg pijnlijk. Zodra u dit bemerkt, meldt u dit aan uw orthopedisch chirurg.

17. Na-controle.

De na-controle vindt plaats in de polikliniek met een Rx controle..

18. Hoe lang gaat een knieprothese mee?

Knieprothesen hebben bijna dezelfde goede resutaten als heupprothesen. Ook de levensduur van een knieprothese is echter niet onbeperkt. Loslating is de belangrijkste reden voor het falen van een prothese. Als zich geen andere complicaties voordoen mag van de prothese verwacht worden dat deze zo'n 10-15 jaar meegaat alvorens deze los gaat zitten. Dit ontstaat, omdat de prothese zelf vesleten raakt. De kenmerken hiervan zijn: pijn bij op gang komen en belasting, terwijl deze klachten er eerder niet waren.
Het kan dan nodig zijn de prothese te vervangen. Een tweede operatie is altijd een grotere ingreep en het revalidatieproces duurt ook langer.
Loslating kan echter ook het gevolg zijn van een infectie in de knie. Deze infectie kan zowel direct na de operatie als pas na jaren duidelijk worden. Als er zich een infectie voordoet kan dit aanleiding zijn tot (vervroegd) verwijderen van de prothese. Vaak zijn meedere operaties nodig om de infectie te behandelen. Een infectie is daarom een zeer ernstige complicatie.
Zoals gemeld kunnen infecties elders -aan het gebit bijvoorbeeld- infectie van uw knieprothese veroorzaken. Het verdient daarom aanbeveling uit voorzorg antibiotica in te nemen als u een tandheelkundige ingreep moet ondergaan.

19. Leven met een knieprothese.

Wat U van de nieuwe knie kunt verwachten is van veel persoonlijke factoren afhankelijk. Een normaal kniegewricht kan niemand u meer teruggeven. Het is een kniegewricht met mechanische beperkingen; als bepaalde bewegingen niet verder kunnen, dan is dit ook zo! Forceer niets en overleg zonodig met Uw orthopedisch chirurg.
Ook zullen de beperkingen van een kunstknie u door de kinesist in het ziekenhuis worden uitgelegd. Over het algemeen is de aanpassing geen probleem: uit onderzoek bleek dat 95% van de mensen na 1 jaar geen problemen heeft met de prothese.
In verband met beschadigingen wordt het afgeraden de kunstknie in het werk en in de sport zwaar te belasten. Uw orthopedisch chirurg kan u hier weliswaar over adviseren, maar voorzichtigheid blijft echter altijd geboden.

20. Jaarlijkse controle.

Er bestaat een kans, dat uw prothese loslaat op de lange termijn. Dit is dan ook de reden, dat u wordt geadviseerd jaarlijks uw kniegewricht te laten controleren op de polikliniek orthopaedie. Een belangrijk onderdeel van deze controle is een röntgenfoto.

21. Verdere informatie en vragen.

Voor meer informatie kunt U zich wenden tot uw orthopedisch chirurg of de verpleegkundige op de afdeling orthopedie.
Mocht u, eenmaal weer thuis, nog vragen hebben of zich ongerust maken over het geopereerde been, neem dat gerust contact op met de verpleegafdeling of met de polikliniek orthopedie:

Revalidatie na een knieprothese.

De kinesist begeleidt u na uw operatie. Hij (of zij) leert u weer lopen met krukken; leert u traplopen met krukken als dat nodig is; oefent allerlei dagelijkse handelingen met u (b.v. sokken en schoenen aantrekken) en neemt tenslotte met u een aantal oefeningen door.

De dag voor de operatie:

Deze dag wordt gebruikt om alvast het een en ander te bekijken. Zo meet de kinesist de beweeglijkheid van de knie. Tevens wordt gekeken of u het lopen met krukken al een beetje onder de knie hebt. (U bent namelijk met uw eigen kinesist thuis al gaan oefenen voor de operatie!)
U krijgt ook een folder met daarin allerlei oefeningen en leefregels die betrekking hebben op de situatie na de operatie. Deze folder werkt als een soort geheugensteuntje, want alle oefeningen worden ook met u doorgenomen.
De dag van de operatie:
Deze dag is kinesistisch gezien een rustige dag. U krijgt de gelegenheid even bij te komen van uw operatie.
De eerste dag na de operatie:
De eerste dag na de operatie wordt gestart met buig- en strekoefeningen voor de knie. Deze oefeningen worden gedaan om de spierkracht te trainen, de beweeglijkheid te vergroten en de bloeddoorstroming te verbeteren.
Een hulpmiddel om de knie te buigen en te strekken is de Kinetec. Dit is een electrisch apparaat waar uw been op komt te liggen. Het zorgt ervoor dat uw knie langzaam gestrekt en gebogen wordt. Het zorgt er dus voor dat uw knie weer goed kan buigen en strekken na de operatie. De eerste dag gaat u ongeveer drie keer per dag 30 minuten op de Kinetec.
De tweede dag na de operatie:
De tweede dag na de operatie komt u al uit bed met behulp van de kinesist. U mag dan staan en ook al een klein stukje lopen. Bij het staan en lopen mag u direct met uw volle gewicht uw geopereerde knie belasten. U maakt in eerste instantie gebruik van een rekje. Deze geeft u veel steun en zekerheid.
Als u zich de eerste dag na de operatie al heel goed voelt, mag u op die dag al proberen uit bed te komen en een klein stukje te lopen.
Ook de Kinetec wordt deze dag nog intensief gebruikt.
De derde dag na de operatie:
Deze dag wordt bij het lopen het rekje ingewisseld voor krukken. Met krukken kunt u beter uw normale looppatroon benaderen. Krukken geven echter ook minder steun. Bij het lopen met krukken krijgt u in eerste instantie nog de nodige hulp van uw kinesist.
Ook het buigen en strekken van de knie wordt wederom geoefend. Het kan zijn dat daar de Kinetec voor gebruikt wordt.
De vierde dag na de operatie:
Het doel van deze dag is dat u op het einde van deze dag in staat bent om veilig en zelfstandig met krukken te lopen. Het lopen met krukken wordt deze dag dus intensief geoefend. Behalve aandacht voor het lopen, breidt de kinesist ook het aantal oefeningen uit.
De vijfde dag na de operatie tot de dag van ontslag:
In deze dagen worden een aantal dingen geoefend.
Het lopen met krukken wordt net zo lang geoefend tot u dit veilig zelfstandig kunt doen. De loopafstand wordt uitgebreid en de kinesist corrigeert (indien nodig) uw looppatroon.
Als u thuis een trap heeft, wordt het traplopen met krukken met u geoefend. Alle oefeningen worden met u doorgenomen, geoefend en eventueel gecorrigeerd.
Tenslotte worden een aantal situaties geoefend die u in het dagelijkse leven kunt tegenkomen en die u problemen zouden kunnen opleveren. U moet hierbij bijvoorbeeld denken aan: 'hoe trek ik mijn sokken aan'; 'hoe raap ik iets van de grond' etc..
Ontslagcriteria:
U mag het ziekenhuis verlaten -doorgaans na 5-10 dagen- als u aan de volgende criteria voldoet:
1. U kunt veilig, zelfstandig een klein stukje lopen met krukken.
2. Indien u thuis een trap heeft, moet u veilig, zelfstandig kunnen traplopen met krukken.
3. Alle oefeningen moeten duidelijk zijn.
4. Er mogen zich geen complicaties meer voordoen. (bijvoorbeeld het lekken van de wond)
Als u aan deze criteria voldoet mag u naar huis. U krijgt dan van de arts een verwijzing mee voor fysiotherapie. De kinesist in het ziekenhuis zorgt ervoor dat uw kinesist thuis alle belangrijke informatie krijgt.
Naar huis en dan?
Uw eigen kinesist thuis oefent verder met u om uw spieren te versterken, de beweeglijkheid verder te verbeteren, het gebruik van de krukken af te bouwen en u te begeleiden bij het zo goed mogelijk algeheel herstellen.
Houding in bed: het is aan te raden in bed geen kussen onder uw knie te leggen. Dit kan er namelijk voor zorgen dat uw knie naar verloop van tijd niet meer volledig kan strekken.
Fietsen: u mag fietsen als u goed zonder krukken kunt lopen. Vaak is dat na ongeveer acht weken. Voorwaarde om te kunnen fietsen is dat u uw knie voldoende ver (± 110) moet kunnen buigen.
Zwemmen: u mag zwemmen als u goed zonder krukken kunt lopen en als de wond niet meer lekt. Vaak is dat na ongeveer acht weken.
Autorijden: u mag autorijden als u hiervoor toestemming hebt gekregen van uw arts of van uw kinesist.
Ontstekingsverschijnselen:
Na het oefenen of na andere activiteiten mag geen pijn, zelling, toename van temperatuur en roodheid ontstaan. Ontstaan deze symptomen toch, dan dient u een koudepakking te gebruiken. Deze koudepakking kunt u bij de apotheek kopen. Bij gebruik van een koudepakking dient u altijd een dunne tussenlaag (bv. een theedoek) tussen de huid en de koudepakking te houden.
De koudepakking moet u 15 minuten op de knie laten liggen. U mag om de twee uur koelen. De koudepakking moet als verlichtend worden ervaren. Blijven de bovengenoemde klachten aanwezig, neem dan contact terug op.
Met onze dank aan: Dr. Erik Van Holsbeeck